De zuidelijke boommiereneter: alles over deze soort

De zuidelijke boommiereneter komt voor in Zuid-Amerika. Hij leeft vooral op savannes en in beboste gebieden.
De zuidelijke boommiereneter: alles over deze soort
Francisco María García

Geschreven en geverifieerd door advocaat Francisco María García.

Laatste update: 22 december, 2022

De zuidelijke boommiereneter is een typische Zuid-Amerikaanse soort. Hij woont voornamelijk in droge bosgebieden en savannes. Deze miereneter wordt ook wel de zuidelijke tamandua genoemd. Hieronder vertellen we je meer over de belangrijkste kenmerken van deze miereneter: zijn leefomgeving, dieet en voortplantingsgewoonten.

Fysieke kenmerken en taxonomie van de zuidelijke boommiereneter

De zuidelijke boommiereneter (Tamandua tetradactyla) is een soort tamandua die behoort tot de Myrmecophagidae-familie. Deze soort, die endemisch is voor Zuid-Amerika, wordt ook wel de kleine miereneter genoemd.

Morfologisch gezien is het namelijk een kleine tamandua. Het lichaam meet tussen de 50 en 100 centimeter. Zijn staart maakt tussen de 30% en 40% van zijn lichaamslengte uit, omdat deze tussen de 40 en 55 cm groot is.

Bijna het hele lichaam van dit dier is bedekt met glad dik haar dat dicht tegen het lichaam aan ligt. De vacht is aanzienlijk overvloediger en langer op de rug, terwijl de vacht zachtere, kortere haren op het hoofd en de benen heeft. Aan de andere kant zijn de punt en onderkant van de staart haarloos.

Wat de kleur van de vacht betreft is er een ongelooflijke diversiteit aan kleuren tussen de exemplaren die in verschillende geografische gebieden leven. In Brazilië en Venezuela bijvoorbeeld hebben deze dieren meestal een vacht van één vaste kleur, variërend van zwart, bruin en beige.

Exemplaren uit Argentinië en Paraguay hebben echter vaak veel vlekken. Je kunt brede vlekken op hun lichaam waarnemen aan de achterkant, en verschillende vlekken die zich uitstrekken van de basis van de nek tot aan de staart. Deze tekens zijn meestal zwart en kunnen op verschillende plaatsen voorkomen.

Twee boommiereneters in een boom

Op zijn voorpoten heeft hij vier scherpe vingernagels en op zijn achterpoten zijn het er vijf. Vreemd genoeg zijn deze nagels zo scherp dat de boommiereneter op het achterste gedeelte van zijn ledematen moet lopen. Op die manier vermijdt hij dat hij zijn poten doorboort en pijn doet.

Een van de karakteristiekste eigenschappen van de boommiereneter is zijn lange, cilindrische en gebogen snuit, die de diameter van een potlood benadert. Binnenin zit een lange, uitstekende tong die typisch is voor alle tamanduas.

Habitat en dieet van de zuidelijke boommiereneter

Meestal leven ze het liefst in de buurt van zoetwaterbronnen, zoals rivieren of beken, waar veel klimplanten te vinden zijn. Deze planten zijn een uitstekende voedselbron voor deze miereneters. Sommige soorten hebben zich echter aangepast aan savannes en droge bossen.

Wat zijn dieet betreft, is de zuidelijke boommiereneter een myrmecofaag dier, wat betekent dat hij vooral mieren en termieten eet. Hij is erg voorzichtig en selectief met wat hij eet, want er leven veel soorten giftige mieren in het Amazonegebied.

Daarnaast houdt hij ook van honing en soms eet hij zelfs bijen. Daarnaast kan hij zijn dieet aanvullen met vruchten uit de regio.

Een zuidelijke boommiereneter op een tak

Jachttechnieken en de taal van tamanduas

De techniek van de zuidelijke boommiereneter lijkt sterk op die van alle tamanduas. Het maakt gaten in de schors van bomen met zijn krachtige klauwen. Vervolgens steekt hij zijn scherpe, kleverige tong in het hout om prooien in het hout te vangen.

Deze speciale tong is een ander kenmerk van tamanduas, en ook van de zuidelijke boommiereneter. Een kleverige substantie die werkt als een soort lijm die het hele oppervlak van de tong bedekt. Hierdoor blijven de insecten aan de tong kleven zodat ze niet kunnen ontsnappen.

De voortplanting en gewoonten van de zuidelijke boommiereneter

Zuidelijke boommiereneters zijn solitaire dieren die meestal ‘s nachts tevoorschijn komen. Ze kunnen echter ook gedurende een deel van de dag actief zijn. Mannetjes en vrouwtjes gaan meestal alleen met elkaar om gedurende de paringsperiode.

De voortplantingsfase van deze miereneter ligt meestal in de herfst. De vrouwtjes zijn echter poly-oestrisch. Ze kennen dus meerdere cycli per jaar. Na de paring heeft het vrouwtje een draagtijd van 120 tot 150 dagen en baart ze in het voorjaar een enkele baby.

De moeder zorgt voor haar baby, draagt haar altijd op haar rug en voedt haar tot ze klaar is om alleen te kunnen leven. Hun levensverwachting bedraagt meestal 8 tot 10 jaar.


Deze tekst wordt alleen voor informatieve doeleinden aangeboden en vervangt niet het consult bij een professional. Bij twijfel, raadpleeg uw specialist.